Peggy is tweedejaars masterstudent Forest & Nature Conservation aan de universiteit in Wageningen (WUR). Daarvoor studeerde ze Bos- en natuurbeheer aan hogeschool Van Hall Larenstein in Velp, met als specialisatie tropische bosbouw. Peggy is in januari begonnen aan haar stage bij FoodUp! en de BMF, ter afsluiting van haar studie.
Wat ga je precies uitzoeken?
‘De afgelopen jaren hebben BMF en FoodUp! in totaal 175 voedselboswachters opgeleid. Ik ga uitzoeken hoe deze mensen een vervolg hebben gegeven aan deze cursus. Of ze zelf een voedselbos hebben of ermee actief zijn, waarom wel of niet, waar ze tegenaan lopen. En ook wat ze mogelijk hebben gemist tijdens de cursus. Dit om te kijken wat het effect is geweest en of de cursus nog beter kan.’
Hoe ga je dat onderzoeken?
‘Ter verkenning begin ik met enkele diepte-interviews met enkele random geselecteerde oud-deelnemers. Daarna ga ik een enquête houden onder alle oud-cursisten. Het is de bedoeling om het onderzoek in mei af te ronden.’
Wat is jouw ervaring met voedselbossen?
‘Ik kende het systeem eigenlijk alleen uit de tropen. Voor mijn bachelorstage ben ik in Indonesië geweest, voor mijn masterscriptie in Ghana en Burkina.’
‘In Indonesië leven mensen veel meer van hun eigen tuin. Het is er ook heel nat, alles groeit weelderig, en het is heel soortenrijk. Met de soorten planten, struiken en bomen die van nature in Nederland of West-Europa voorkomen, kun je in Nederland geen voedselbos opbouwen; daarvoor is de diversiteit niet groot genoeg. Een Nederlands voedselbos heeft exoten nodig, terwijl in het Nederlandse bos- en natuurbeheer inlandse soorten juist voorrang krijgen.’
‘In West-Afrika gaat het systeem van agroforestry al vele generaties mee. Het is doodnormaal om bepaalde bomen op je landbouwgrond te hebben. Bekendste voorbeeld in Ghana is bijvoorbeeld de shea tree, waar de shea butter van wordt gemaakt, een belangrijk exportproduct voor cosmetica. Of de dawadawa boom (Parkia biglobosa). In de lange peulen zitten zaden die tot poeder worden gestampt en in de sauce gaan. Dat is best lekker. Rond de zaden in de peulen zit nog iets poederachtigs, zoetigs, heel eiwit- en vetrijk, maar dat vond ik niet lekker. Maar ook hier is de diversiteit enorm. De veertig boeren die ik interviewde noemden bij elkaar 76 soorten bomen die ze met een reden op hun land hadden staan.’

Shea noot. Foto: Ollivier Girard/CIFOR (CC BY-NC-ND 2.0)
Wat maakt voedselbossen voor Nederland interessant?
‘Er zijn verschillende typen agroforestry. Maar in zijn algemeenheid kun je zeggen dat landbouwproductie in combinatie met bomen de grond minder uitput. Dat heeft verschillende redenen. Er komt bijvoorbeeld door bladafval meer organisch materiaal in de bodem en worden voedingstoffen beter vastgehouden. Ook de andere worteldieptes van bomen dan landbouwgewassen helpen daarbij. Een echt voedselbos is een gesloten systeem. Daarnaast zijn voedselbossen interessant doordat daarmee de biodiversiteit groeit; het biedt meer ruimte voor natuur. En omdat een voedselbos geen monocultuur is, krijgen ziekten en plagen minder kans.’
Wat wil je na je studie gaan doen?
‘Ik was tropische bosbouw gaan studeren omdat het tropisch regenwoud me fascineerde, al was ik er nog nooit geweest. Ik had het idee dat ik in de tropen iets kon betekenen voor behoud en bescherming. In Nederland is zelfs de natuur gepland en liggen bestemmingen vast. Maar na mijn eerdere stages en scripties heb ik nu besloten toch in Nederland te willen blijven. Er is hier een groene beweging op gang gekomen, er is meer aandacht voor duurzaamheid, natuur en klimaat. Er zijn de komende jaren veel ontwikkelingen te verwachten op dit gebied. Dus daar hoef ik niet voor naar het buitenland.’
‘Daarnaast heb ik me gerealiseerd hoe belangrijk ik contact met familie en vrienden vind, het hebben van een thuisgevoel en bijvoorbeeld kunnen meemaken hoe mijn nichtje opgroeit. In het buitenland blijf je toch altijd een buitenstaander. Mijn stage bij FoodUp! en BMF biedt mij ook de kans me te oriënteren op het Nederlandse werkveld. Ik hoop te ontdekken waarmee ik verder wil en kan. Iets in de groene sector in ieder geval. Ik vind natuurinclusieve landbouw bijvoorbeeld heel interessant.’