Uit de uitspraak van de Raad van State blijkt dat er twijfels bestaan over de vastgestelde emissiefactor voor melkveehouderijen met stalsystemen van het type A1.13 en A1.28. Dat betekent dat in die gevallen alleen nog een vergunning verleend kan worden als uit een passende beoordeling met zekerheid blijkt dat de natuur geen schade oploopt. Welke gevolgen de uitspraak heeft voor melkveehouders om te voldoen aan de reductie-eisen die in de Brabantse Interim Omgevingsverordening (IOV) staan, is onderwerp van nadere studie. In de IOV stellen we ammoniak reductie-eisen, hoe een veehouder dat bereikt laten we bij de ondernemer. In de praktijk is dat vaak met een emissiearm stalsysteem, maar dat kan ook (aangevuld) met andere maatregelen zoals ander voer of minder vee. Daarnaast bestaan er naast de twee systemen waar de uitspraak betrekking op heeft, nog andere emissiereducerende stalsystemen.
Omdat de genoemde stalsystemen gangbaar zijn, ook in Brabant, wordt ook onderzocht wat de exacte consequenties van de uitspraak zijn voor de vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Daarvoor is het essentieel dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede op basis van het lopende onderzoek naar de effectiviteit van emissiearme stallen, snel duidelijkheid biedt. Pas dan kan Brabant nadere stappen nemen.
Gedeputeerde Elies Lemkes-Straver wil zo spoedig mogelijk in overleg treden met het ministerie om aan te dringen op zo snel mogelijk kenbaar maken van de resultaten van het onderzoek om onze boeren duidelijkheid te kunnen geven over deze systemen. Pas dan kan worden bezien of dit gevolgen heeft voor de vergunningverlening en voor uitvoering van de Routekaart stalaanpassingen 2024.
Lees ook de uitspraak Raad van State 7 september2022: Onzeker of emissiearme stallen doen wat ze beloven - Raad van State