Bioboerderij ’t Schop en de coronacrisis
Het verdienmodel klopt als een bus: bij ’t Schop boeren ze biologisch en daarmee gaan ze succesvol de boer op. Ze hebben een winkel – al sinds 1984, toen boerderijwinkels nog zeer ongebruikelijk waren. En ze ontvangen gezelschappen die iets te vieren hebben. "En als je iets te vieren hebt, dan eet je," weet boer Jan van de Broek. Bij ’t Schop kunnen groepen terecht voor een heerlijke maaltijd en desgewenst een overnachting. Jans echtgenote Cécile stelt de gerechten samen – altijd seizoensgebonden en met ingrediënten uit eigen tuin. En veel groepen koken zelf, want daar is de keuken op ingericht. Ook een rondleiding hoort bij het programma, en dan vertelt Jan of Bart dat ’t Schop een 100% kringloopbedrijf is waar de dikbil al twintig jaar niet meer wordt gefokt ("een natuurlijke bevalling is meestal onmogelijk wegens het doorfokken") en dat de Black Angus er juist wél rondloopt ("een robuuste koe, niet veeleisend"). "Onze koeien zijn de loonwerkers die onze natuur beheren," zegt Jan van de Broek over zijn bedrijf met 100 hectare grond en zo’n 80 runderen.
Kunnen wel tegen een stootje
En toen kwam de coronacrisis. Het ene na het andere gezelschap annuleerde zijn reservering. "Dit kost ons minstens de helft van onze jaaromzet," zegt Jan. Met hulp van de ZLTO deed ’t Schop een beroep op de TOGS-regeling (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren). Maar voor het voortbestaan van het Hilvarenbeekse boerenbedrijf hoeven we niet te vrezen. "Ik heb dit bedrijf in 1985 overgenomen van mijn vader. We kunnen wel tegen een stootje." Jan van de Broek is voldoende door de wol geverfd om nuchter te blijven. "Voor een deel is dit bedrijfsrisico. Tegenslag hoort bij ondernemen."
Maar hij is ook zo eerlijk om te erkennen dat hij het er persoonlijk wel eens moeilijk mee heeft. En dan vooral omdat zijn zoon Bart amper twee jaar geleden in het bedrijf is gestapt en nu al met zo’n moeilijke periode wordt geconfronteerd. "Het draaide lekker, we waren full swing bezig," vertelt Jan. "Het jaar 2020 beloofde een mooi jaar te worden. En als vader ben ik natuurlijk ook heel blij dat ik met Bart een opvolger in huis heb. Want opvolging is een heikel punt in de agrarische sector. Voor mij was het de kunst om de juiste balans te vinden tussen enerzijds een stapje terug doen en Bart alle ruimte geven en anderzijds te blijven meedenken. Ik zag dat hij het naar zijn zin had in zijn nieuwe rol, in het bedrijf dat mijn grootvader, vader en ik hebben opgebouwd. En als Bart blij is, dan ben ik blij. Wat dat betreft zijn dit kostbare jaren. Ik heb tenslotte ook niet het eeuwige leven."
Bart ziet kansen
Gelukkig is ook Bart enige nuchterheid niet vreemd. Sterker nog, hij vertelt dat hij in de huidige crisis kansen ziet. "We zijn in maart al begonnen met de verbouwing van ons bedrijf die we voor later hadden gepland. We breiden onze keuken uit, en we knappen een voormalige stal op die we deels al gebruikten; er komt ook een zolder in. Zo kunnen we straks onze bezoekers nog beter spreiden."
De coronacrisis brengt nóg een ‘geluk bij een ongeluk’ met zich mee, vertelt Bart: "Mensen zijn zich bewuster geworden van het belang van lokaal eten. Wij laten hier al jaren zien hoe lokaal eten tot stand komt en hoe mooi een bioboerenbedrijf kan functioneren." Jan: "De trend dat mensen willen weten wat ze precies eten, is al langer gaande. Maar hij gaat door deze crisis in een nog hogere versnelling. Mensen gaan back to basics, krijgen meer waardering voor het kleine, en daar hoort lokaal eten bij. Ik denk dat het hier straks nog drukker zal worden dan het al was. En dankzij de verbouwing in deze rustige periode zijn wij er dan klaar voor."
Concept anders vermarkten
Bart vertelt dat de coronacrisis ook gevolgen heeft voor het verhaal dat ’t Schop vanaf nu gaat vertellen. "We gaan ons concept iets anders 'vermarkten'. Ons doel was altijd al om alle bezoekers te laten vertrekken met één procent meer kennis dan waarmee ze hier kwamen. Dat aspect gaan we nóg meer benadrukken. We gaan nog meer het verhaal vertellen van wat bioboeren inhoudt."
Jan kan niet wachten tot hij weer elke donderdag hulp krijgt van groepen basisschoolkinderen. "We verdienen er niks aan en het kost een hoop tijd. Maar er is niks zo leuk als die kinderen iets bijbrengen over het boerenbedrijf. Een koe met horens is niet altijd een stier. Het kan ook een Blonde d’Aquitaine zijn, gewoon een rundveeras dus."
Tekst: Stan Verhaag
Foto’s: Ilse Wolf